Stel uw bedrijf heeft een WABO omgevingsvergunning en uw bedrijf gaat over in andere handen. Wat gebeurt er dan met de vergunning?
Kortweg gaat op grond van artikel 2.25, eerste lid van de Wabo, de omgevingsvergunning automatisch mee over. De omgevingsvergunning is namelijk inrichtinggebonden en niet aan een bedrijf of bedrijfsnaam gebonden. De vergunninghouder moet echter wel ten minste een maand voor de overgang een melding doen bij het bevoegd gezag (artikel 2.25, tweede lid, Wabo). Ook is er een redelijke kans dat de omgevingsvergunning moet worden aangepast. De activiteiten of de bedrijfsvoering kunnen onder het nieuwe bedrijf wel anders verlopen.
Wanneer het nieuwe bedrijf dezelfde soort activiteiten als het oude bedrijf gaat voorzetten dan kan de oude omgevingsvergunning gebruikt worden door het nieuwe bedrijf. Zijn er wijzigingen of uitbreidingen (bijvoorbeeld een grotere opslag of meer aan- en afvoer), dan is er wellicht een wijzigings-, uitbreidings- of eventueel revisievergunning nodig voor het milieugedeelte van de omgevingsvergunning. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting is niet mogelijk, omdat op één inrichting niet meerdere oprichtingsvergunningen mogen rusten. Wanneer het nieuwe bedrijf andersoortige activiteiten verricht dan het oude bedrijf dan is de oude vergunning niet meer toereikend en is het aan te bevelen een revisievergunning te verlenen. Dit kan ook bij een verandering naar volledig andere activiteiten dan genoemd in de oprichtingsvergunning. Het is dus niet nodig om eerst de vergunning in te trekken en daarna een nieuwe oprichtingsvergunning te verlenen. Ook kan het gebeuren dat het bedrijf door een verandering van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij wordt, waardoor de omgevingsvergunning milieu komt te vervallen. In dat geval is aanpassing van de omgevingsvergunning natuurlijk niet nodig. Wanneer twee afzonderlijke vergunningplichtige Wm-inrichtingen worden samengevoegd tot één inrichting is een revisievergunning (art. 2.6 Wabo) de eerst aangewezen mogelijkheid. Op het moment dat de revisievergunning voor de samengevoegde onderdelen onherroepelijk wordt, vervallen de onderliggende vergunningen en resteert er één revisievergunning. Als een inrichting wordt gesplitst in twee inrichtingen dan dient de vergunning ook gesplitst te worden. De splitsing van de vergunning kan bewerkstelligd worden door voor de afgesplitste inrichting een revisievergunning te vragen. Voor het oorspronkelijke gedeelte van de inrichting blijft dan de oorspronkelijke vergunning, minus hetgeen dat is afgesplitst en vervangen door een de revisievergunning, bestaan. Dit gedeelte kan indien nodig aangepast worden aan de nieuwe situatie door wijziging van de vergunningvoorschriften. Ook ondersteuning nodig van een adviseur WABO omgevingsvergunning?